Vlaardingen is eeuwenlang een besloten vissersgemeenschap geweest. In een dergelijke omgeving ontwikkelt zich een eigen taal met specifieke kenmerken.
11. (h)aai zeei: D'r was 's een man en die (h)ad twee zoouns.
12. De jongste zeei tege ze vader: Vader, geef me me porsie van de erfenis waar 'k recht op (h)eb. En (h)aai gaf ze allebaai d'r porsie.
13. En een paar dage daarna verkocht de jongste zooun alles en ging op raais na een ver land en daar jaagdediede d'r alles door(h)een.
14. Toe die d'r alles door(h)eengejaagd (h)ad, kwam t'r een grooute (h)ongersnooud in dat land en kreeg-tie gebrek.
15. En (h)aai ging t'rop uit en drong z'n aaige op an een man van dat land en die stuurde-n-em na 't land om ze varrekes te (h)oede.
16. En (h)aai wou ze buik vulle met de schille voor de varrekes maar d'r was-t'r geen een die ze an 'm gaf.
17. Toe kwam die tot z'n aaige en zeei: de knechs van me vader (h)ebbe brooud zat maar ik gaat (h)ier dooud van de (h)onger.
18. Ik zel opraaize en na me vader gaan en tegen 'm zegge: Vader, ik (h)eb kwaad gedaan tege de (h)emel en tegen u.
19. Ik ben 't niet meer waard u zooun te (h)ete; maak maar een van u knechs van me.
20. En (h)aai rees op en ging na ze vader t'rug. En ze vader zag 'm al in de verte en kreeg met 'm te doen. En (h)aai liep na 'm toe, viel om ze nek en zoende-n-em.
21. En de zooun zei tegen-em: Vader, ik (h)eb kwaad gedaan tege de (h)emel en tegen u. Ik ben 't niet meer waard u zooun te (h)ete.
22. Maar de vader zeei tege ze knechs: (h)aal gaauw de beste klere en doet ze 'm an en doet een ring an ze (h)and en schoene an ze bene (voete).
23. En (h)aal 't vetgemeste kallef en slach 't en late we lekker ete
24. want me zooun was dooud en is weer levend geworde, (h)aai was weg en is gevonde. En ze begonde feest te viere.
25. Ze oudste zooun was op 't land en toe die dich baai (h)uis kwam, (h)oorde die meziek en tat er gedanst werd.
26. En (h)aai riep een knech baai 'm en vroeg wat of t'r loous was.
27. Die zeei tegen 'm: je broer is t'ruggekomme en je vader (h)eb 't vetgemesse kallef late slachte omdat-ie 'm weer gezond en wel t'rug (h)eb.
28. Maar (h)aai werd kwaad en wou nie na binne gaan.
29. Maar (h)aai zeei tege ze vader: Kaaik, ik (h)eb al zoouveel jare voor u gewerr(e)kt en ik (h)eb nooit iets gedaan wat u niet wou maar maain (h)eb u nooit geen gaaitebokkie gegeve om mè me vriende feest te viere.
30. Maar nou die zooun van u gekomme is die alles d'r door gejaagd (h)eb met slechte vraauwe, (h)eb u voor hem 't vetgemeste kallef late slachte.
31. Maar (h)aai zeei tegen 'm: Kind, jaai ben altaaid baai maain en alles wat van maain is, is oouk van jaau.
32. We mosse feestviere en plezier (h)ebbe, want die broer van je was dooud en is levend geworde, (h)aai was ziek en is t'ruggevonde.
C. van Bree, 'Variatie en verandering in het Vlaardings', in: Voortgang. Jaarboek voor de neerlandistiek 11 (1990), 217-242.
Bovenstaande vertaling is gebaseerd op eigen waarneming en op die van Jos van Houwelingen (hieronder met zegsman aangeduid), die in Vlaardingen is geboren en opgegroeid, daar altijd heeft gewoond en er nu werkzaam is als leraar Nederlands.
Er is een groot aantal klinkervariabelen te vermelden. Voor <ei> en <ij> is aai genoteerd: in werkelijkheid gaat het hier om een reeks van klanknuances reikend van de standaardtalige ei tot de echt "platte" aai. Een vergelijkbare reeks nuances vinden we bij <au>/<ou>, van standaardtalig ou tot "plat" aau. De afwijking van de standaardtaal is bij de <ui> minder groot; de afwijking voor zover die er is, gaat volgens mijn indruk in de richting van de ai. Bij <eei> en <ooi> zijn de uitersten de licht diftongerende ee en oo van de standaardtaal en de extreme diftong die respectievelijk ei en ou nadert (in de tekst aangegeven met eei en oou).
Dezelfde variabiliteit vertoont de eu-klank (neuis 'neus'). Bij de aa valt soms een genasaleerde uitspraak op die een "geknepen" indruk maakt. Voor zover mijn waarneming gaat, komt deze uitspraak vooral bij vrouwen voor. De korte a gaat nogal eens in de richting van de korte o-klank: tottie 'dat hij'. De svarabhaktivocaal in bijvoorbeeld varrekes is voluit met een <e> aangeduid; in werkelijkheid gaat het hier om een vluchtige sjwa die overigens op de grens van een lettergreep duidelijker te horen is dan binnen een lettergreep (vergelijk kerrek en kerreke).
De h is tussen haakjes geplaatst: oudtijds behoorde het Vlaardings tot de h-loze dialecten maar dit sjibbolet is sterk op z'n retour. Mijn zegsman deelt me echter mede dat hij het bij leerlingen van lbo en mavo nog wel aangetroffen heeft. De r is over het algemeen nog een tongpunt-r. In de combinatie korte klinker plus ns ontstaat vaak een genasaleerde klinker, bijvoorbeeld in de tekstvorm gedanst. Variabel zijn ook de <v> en de <z> waarvoor ook in het Vlaardings vaak een stemloze, althans gefluisterde uitspraak voorkomt. Overwegend stemloos is de uitspraak van de <g>; daarnaast komt in geringe mate een gefluisterde uitspraak voor. Voor standaardnederlands d is hier en daar t genoteerd, bijvoorbeeld in tattie 'dat hij'. Er is hier echter eerder sprake van een uitspraak tussen d en t in.
Oude vlaardingse vormen als zeune, teuge, vaeder, gròëte, oeien, iete enz. (zie de vertaling van 1874) hoort men niet meer: de beide eerst genoemde vormen worden nog wel eens voor de grap gebruikt. Mijn zegsman hoorde deze vormen, evenals gebrocht, in de café-situatie bij een paar mannen van rond de 60 jaar.
Wat woorden en woordvormen betreft is telkens gekozen voor de meest vlaardingse vorm die men nog kan horen. Ook hier is heel vaak sprake van variabiliteit: niet iedere vlaardinger zegt altijd (h)aai (h)eb; ook stanndaardtalig hij heeft is te horen (en hypercorrect ik heeft). En zo is het ook niet altijd zoons; men hoort ook zone(n) of jonge(n)s. Achter de vorm zeei is bij eerste voorkomen tussen haakjes zaai toegevoegd. Mijn zegsman deelt mee dat hij de eerstgenoemde vorm nog vaak gehoord heeft toen hij in een echt vlaardingse buurt woonde. Een vrouw uit de middenklasse zei mij echter dat deze vorm in haar kennissenkring niet meer gehoord wordt. Wegval van t of toevoeging daarvan valt in ieder geval op bij de persoonsvormen: vandaar dat gekozen is voor u (h)eb. Vergelijk daarnaast bij de eerste persoon: ik gaat. Jaagdiede is een vorm met ge•ncorporeerd onderwerp; daarnaast komt jaagde die voor.
Ten slotte: er is op menig punt afgeweken van de zinsbouw van de oorspronkelijke tekst om tot een zo natuurlijk mogelijk Vlaardings te komen.
C. van Bree, 'Variatie en verandering in het Vlaardings', in: Voortgang. Jaarboek voor de neerlandistiek 11 (1990), 217-242.