De logger is van oorsprong een gezeild Frans houten zeevissersvaartuig dat in 1866 voor het eerst in Nederland werd geïntroduceerd. Het werd specifiek in gebruik gesteld voor de vleetvisserij op haring. Tot na het midden van de twintigste eeuw zou het scheepstype, inmiddels met een stalen romp en dieselaandrijving, de Nederlandse vissersvloot domineren. De Visserijwet van 1857 maakte een einde aan allerlei beperkingen aan de bouwwijze en het gebruik van schepen voor de haringvangst, die al eeuwenlang op dezelfde wijze werd uitgeoefend. Ook werd het gebruik van katoen in plaats van het traditionele hennep voor de visnetten onder de nieuwe wet toegestaan, waardoor ze lichter waren, en grotere netten konden worden gebruikt. In het buitenland, waar geen beperkende wetten golden, had de haringvangst zich verder ontwikkeld.
De Scheveningse reder Adrien Eugène Maas van mening dat de, toen voor de zeevisserij gebruikte, plompe bomschuit een te traag zeilschip was. Ze was voor de plaatselijke vleetvisserij, die sterk in opkomst was, niet goed bruikbaar. Maas liet daarom in Boulogne sur Mer (Frankrijk) een ranker, en dus sneller, vissersvaartuig bouwen naar een Frans scheepsmodel dat daar lougre werd genoemd. In Nederland werd het geïntroduceerde vaartuig al spoedig aangeduid als logger. Het schip was expliciet bestemd voor de Noordzeevisserij op haring. Daarvoor waren speciale haringnetten, de zogeheten vleet in gebruik.
De eerste Nederlandse (zeil)logger betrof een driemaster die de naam "Scheveningen" en het registratienummer SN 1 kreeg. Op schepen ter visserij is de lettercode van de thuishaven en een volgnummer aangebracht. De aanduiding SN voor Scheveningen zou later wijzigen in SCH. Aangezien Scheveningen - evenals alle andere Noordzeedorpen - nog geen haven telde, werd de nieuwe aanwinst in Vlaardingen gestationeerd. Nog in hetzelfde jaar bestelde Maas twee nieuwe zeilloggers bij Vlaardingse scheepswerven. Deze schepen kregen de namen "Hollander" en "Arnoldine Marie" en liepen op 4 april 1867 van stapel. De afmetingen van de eerste logger waren: lengte 17 meter, breedte 5,55 meter, diepte 2,40 meter en inhoud 45 à 50 ton. Andere vissersdorpen en -steden pasten weldra met de logger hun vloot aan.